Extra activiteiten – 8 aspecten

Hoe kan ik de liedjes uit deze cursus inpassen in het muziekonderwijs in mijn klas.

Doel van de extra activiteiten is om de leerkrachten ideeën en inzich- ten te geven om de leerlingen zo meer te betrekken bij het zingen. Het zingen moet iets van henzelf worden. Door op verschillende manieren met zingen om te gaan kun je dat bereiken. Het gaat er uit- eindelijk om dat leerlingen hun expressie in het zingen kunnen leggen. In de les kun je als leerkracht, veel variatie aanbrengen als je onder- staande aspecten varieert:
zingen - context - bewegen - improviseren - luisteren - spelen – noteren – praten.
Zoek telkens een andere invalshoek, een ander aspect, om het lied, het zingen, onder de aandacht van de leerlingen te brengen en te houden.

1 - Zingen

Het zingen staat centraal. De leerlingen zingen liedjes en u, de leerkracht, begeleidt uw leerlingen met de gitaar.

2 - Context

De context biedt de inbedding voor het zingen. U probeert bij ieder lied dat u met uw leerlingen zingt een context te bedenken die aan- sluit bij de belevingswereld van uw leerlingen. Dit verhoogt de intensiteit en de motivatie van de leerlingen. Als ze de functie van een lied begrijpen zullen ze het lied met veel meer betekenis zingen. Dan is het ook makkelijker om te improviseren. Moet het hard of zacht gezongen worden? Waarom? Hoe moet je het lied zingen, hoe wil je het lied zingen? Vanuit een karakter of als een groep mensen, vanuit een bepaalde stijl of cultuur? De context helpt bij de interpretatie van een lied. Waar komt een lied vandaan en waar gaat het over? Een context kan ook vorm geven aan een presentatie. Liedjes die bij elkaar horen vormen een bepaald thema.
Aandacht voor context geeft antwoord op vragen en leidt tot inzicht en een andere manier van zingen.

3 - Bewegen

Welke beweging (dans-)activiteiten zijn nodig om de muziek lijfelijk te ervaren? Welke bewegingen zet je in zodat kinderen bijvoorbeeld de puls voelen, expressie geven, teksten en ritmes leren?
Bij de jongste leerlingen kunnen bewegingen vaak een houvast zijn voor de tekst. Zie water uit de kraan (Les 3). Kunnen bewegingen meer vertellen over het lied? Voegen de bewegingen iets toe aan de tekst? Leidt het tot een betere presentatie? Sommige liedjes kun je niet zingen zonder er ook bij te bewegen.

4 - Luisteren

Bedenk hoe je leerlingen goed kunt leren luisteren naar elkaar. Laat ze solo zingen of in kleine groepjes. Leer ze zo hard te zingen dat ze elkaar nog kunnen horen. Hou steeds de focus gericht op het luisteren: wie doet wat, waarom, wat hoor je, past het bij elkaar? Wat kan er veranderd worden om het te verbeteren?
Bedenk spelletjes om leerlingen uit te dagen goed te luisteren. Bijvoorbeeld: iedereen zingt het lied maar u hebt met één leerling afgesproken dat deze ergens een ander woord zingt. Iedereen houdt zijn oren gespitst om te ontdekken waar de verandering zit!

5 - Meespelen

Hoe kun je andere instrumenten (b.v. ritme instrumenten, stokken, Orff) betrekken bij het zingen? Leerlingen ondersteunen de leerkracht die gitaar speelt met hun instrumentjes, waarbij u de ritmes/slagjes gebruikt die u speelt. Bodysounds en klappen in de handen of op verschillende soorten ondergrond (bovenbenen, tafelblad, op de borst of ...) kunnen vaak heel goed samengaan met uw ritmische gitaar begeleiding.

6 - Praten

Bespreek met elkaar de verschillende opvattingen: hoe vinden jullie dat het lied klinkt, is het zo goed of willen we het anders? Betrek de leerlingen zoveel mogelijk bij alle bovenstaande activiteiten, vraag naar hun mening en stimuleer ze mee te denken. Onderzoek wat ze vinden, wat ze willen, hoe ze het willen? Zo worden de liedjes ook echt iets van henzelf.
Bij de beginners lessen staan ideeën en aanwijzingen beschreven die refereren aan bovenstaande aspecten. U kunt altijd zelf deze aspecten invullen.

7 - Noteren

Laat de kinderen tekeningen maken.
Gebruik notenschrift of grafische notatie om ideeën vast te leggen die je met de leerlingen wilt bewaren om ze op een ander moment weer op te pakken. Bijvoorbeeld datgene wat je met de leerlingen hebt bedacht ten aanzien van de uitvoering van een lied. Hoe noteer je dat? Denk aan tempo, dynamiek, solo’s, koorpartijen, tweede stem erbij en de vorm waarin het lied uiteindelijk gezongen wordt.

8 - Improviseren

Welke improvisaties (kunnen ook spelletjes zijn) zijn er nodig om vaardigheden op gebied van samenzang, luistervaardigheden of het muzikale idioom van een muziekcultuur te oefenen? Hoe stimuleer je de creativiteit en betrokkenheid van kinderen? Bij improvisatie kun je de eigen inbreng van de kinderen stimuleren. Je verzint samen met de leerlingen allerlei manieren om liedjes uit te voeren. Dat betekent dat je heel vrij met de liedjes omgaat. De liedjes zijn er om te zingen, te gebruiken, plezier aan te beleven, iets van te leren, iets mee te doen, jezelf te laten zien, expressie in te leggen. Improviseer met het tempo (langzaam/snel), de dynamiek (hard/zacht), de verschillende stemmen (jongens/meisjes, klankkleur), de melodie, een tweede stem (zoals bij de liedjes: de blues van mijn moeder, Sansa Kroma en Verdoofd, de vorm, de tekst, de expressie.
Kortom, improviseer met het muzikale materiaal zo dat het helemaal naar je eigen hand, of je groep, staat.